Als oudste dochter van Hendrik van Dalen en Aukje Gleisteen werd ik geboren aan de Oude Asserstraat in Vries. In 1939 ging pap de boerderij van Jan Zuidhof in Peest huren. De moeder van Jan Zuidhof leefde toen ook nog en zij bleven in een apart gedeelte wonen met gang, grote kamer met 2 bedsteden en een provisiekast. De rest was voor ons. Voor, een klein halletje, grote kamer met bedstee, kelder met opkamertje en keuken. De pompstraat met pomp, waarmee de koeien ook van water werden voorzien door het gebruik van een extra buis. Al gauw hadden we toen ook een inwonende knecht en die sliep in een klein afgetimmerd kamertje op de deel.
Vaak als ik als kind naar bed moest, kwam mam me bij Jan Zuidhof ophalen, want dan was ik met hem aan het kaarten of sjoelen. Mam kookte op een potkachel in de keuken en een petroleumstel op de pompstraat.
In de oorlog had Jan Zuidhof nog een klein akkertje voor hemzelf en daar verbouwde hij tabaksplanten. De bladeren werden later te drogen opgehangen op zolder. Vlak bij de schoorsteen. ’s Winters kwam er dan een man, die er tabak van maakte en sigaren voor hem draaide.
Aan onze kant van de zolder zat ook een rookhok tegen de schoorsteen. Daar werd dan na het slachten van een varken, spek, schenk en worsten te drogen gehangen en bewaard.
Toen ik een jaar of vier was ging mijn tante uit Leutingewolde met me naar de fotograaf Oenes in Leek om een foto te laten maken. Maar dat lukte niet best, want ik was bang dat ze me achter een lijstje zouden drukken.. In 1940 brak de oorlog uit. We plakten het keukenraampje met perkamentpapier helemaal dicht, want er mocht geen licht uitstralen. Dat we het in de oorlog slecht hadden kan ik niet zeggen. Doordat pap toen ook al zo’n beetje in de veehandel zat, kon hij door ruilhandel met bijv. rogge, meel aan veel dingen zoals levensmiddelen komen. Alles was toen op de bon.In een melkbus gingen we toen karnen en zo kregen we boter. Ik vond dat toen helemaal niet lekker. Ook werd er dan wel eens een schaap geslacht. Het vlees kwam in de weckfles en werd dan gekookt in de stoompot in het stookhok. Daarna verstopte mam de flessen in de paardenkribbe onder ‘t stro zodat de Duitsers het niet zouden vinden.
Aan het einde van de oorlog ging ik voor het eerst naar school. Ik vond het altijd erg angstig als we langs de wacht kwamen en er stonden dan Duitse soldaten op wacht.
Nadat opa van Dalen door een verkeersongeluk om het leven was gekomen kwam oma vaak lopend uit Vries. Pap bracht haar dan ‘s avonds op de fiets weer terug.
Na de oorlog gingen we vaak spelen met de meisjes Ynsje Vegelien, Aaltje van der Spoel, Eppie Gelling en Dientje v.d. Velde. Aafje de Groot en ik speelden wel eens op de bunker. Erin durfden we niet want daar was het verschrikkelijk donker. We gingen dan huisje spelen. Ieder had dan zo’n luchtkoker. Dat was dan de tafel en allerlei “diggels” waren ons servies. We gingen dan bij elkaar op visite. Ook bleef ik vaak bij schoolvriendinnen in Norg spelen. | |
Alie, een beetje bang om achter een lijstje te komen
We wisten precies wanneer er weer iemand ging trouwen. Als het bruidspaar uit het gemeentehuis kwam, werd er met centen gestrooid.
Als ik thuis bleef ging ik met de buurjongens op ‘t Brinkie spelen. Boomtikkertje, blikspuit, bliklopen, knikkeren. Het waren allemaal goekope spelletjes, maar niet minder gezellig
Als er thuis geslacht was, gingen we de varkensblaas opblazen en dat was dan onze ballon. Ook het slachten was een heel ritueel. Een deur op een pak stro en daar werd met man en macht het varken op gelegd en doodgestoken, later geschoten. Jan Ploeg was toen onze huisslachter. Het bloed werd opgevangen voor bloedworst. Na het varken eerst onthaard te hebben, werd het opgehangen en opengesneden. Zijn opvolger was Hendrik Brink. Deze zei vaak:”Het vlees is wat dreug”. Dan was het voor hem tijd voor een borrel. “s Avonds kwam het werk voor ons er aan. Eerst moest het vlees in stukken gesneden worden en werd er worst van gemaakt. Het vlees kwam in de weckfles.
Later in 1959 werd er een diepvriesvereniging opgericht o.l.v. mevrouw Klimp. Zo kwam er een centraal diepvriesgebouw met 20 kluizen aan de Schaapdijk en werd er niet veel meer geweckt
De melkbussen werden met heet sodawater schoongeboend en daarna spoelde mam ze met wat bleekwater in het water weer om. Het napje bleef achter en Margje was nog klein en heeft er wat van gedronken. Ze moesten daarna met haar naar het ziekenhuis in Groningen. Ook later vaak voor controle met de bus of taxi van Karsten er heen. Toen zijn pap en mam ook met ons bij Steenmeijer op de foto gegaan. Na de lagere school ging ik naar de ULO. De eerste twee jaren in Assen. Toen kwam in 1952 de ULO in Norg tot stand en ging ik daar heen. Het eerste jaar zaten we in de bibliotheekkamer van het dorpshuis. Het laatste jaar in de trouwzaal van het gemeentehuis. Toen ik in 1954 van school ging was het gebouw van de ULO klaar. |